10 x spelletjes voor tussendoor, deel 2

Eerder heb ik een stukje geschreven waarin 10 spelletjes te vinden waren om tussendoor te doen in de klas. Deze is hier te vinden. In dit stuk vind je nog eens 10 spelletjes, gewoon omdat ik groot fan ben van tussendoortjes en afwisseling.

Het sokkenspel

Alle kinderen trekken hun sokken half over hun voeten, zodat een groot deel van de sok uitsteekt aan de voorkant, en verspreiden zich door de ruimte. Het doel is om zoveel mogelijk sokken van andere kinderen uit te trekken zonder dat je jouw eigen sokken verliest. Je mag hier alleen je voeten voor gebruiken. Wanneer je beide sokken kwijt bent, ben je af. Je kunt er ook voor kiezen om een tijdslimiet in te stellen, waardoor iedereen mee kan blijven doen. De leerlingen moeten dan goed onthouden hoeveel sokken zij hebben uit gekregen.

De blinde bewaker

Een leerling gaat in het midden van de kring staan, krijgt een blinddoek om, en een bal naast zich op de grond. De andere kinderen gaan nu om de beurt proberen zo stil mogelijk de bal van de bewaker te stelen. Als de bewaker echter iets hoort en het bewogen kind (ongeveer) kan aanwijzen, moet hij of zij de bal weer terugleggen en op zijn plek gaan staan. Wanneer de bal gestolen is, kan er een nieuwe bewaker worden aangewezen.

1, 2, 3 – kijk niet zo!

De spelers komen in een kring staan. De spelleider telt af van 3 naar 0. Op 0 kijkt elke speler een andere speler aan. Wanneer twee spelers elkaar aankijken, vallen zij allebei af.

Knie tikkertje

De groep wordt opgedeeld in tweetallen. Deze komen tegenover elkaar staan. Het doel is om jouw tegenstander op de knie te tikken, zonder dat diegene op jouw eigen knieën tikt. Hiervoor dienen de voeten met de hakken op de startplek te blijven staan. De rest van je lichaam mag wel bewegen.

Iedereen die…

Maak een kring. De spelleider staat in het midden. Hij of zij zegt: ‘Iedereen die…’ (van chocolade houdt, een hond heeft, rode veters heeft). De spelers op wie deze vraag van toepassing is, moeten opstaan en een andere plek zoeken. Zij wisselen dus met iemand anders die ook is opgestaan. De spelleider in het midden gaat echter ook proberen een plekje te pikken. Als dit lukt komt er een nieuwe spelleider in het midden. Om het spel op te starten kunnen een aantal vragen worden gesteld zonder dat er van plek gewisseld hoeft te worden zodat de leerlingen wennen aan het principe.

Duim tikkertje of duimworstelen

Maak tweetallen. Steek je duim naar elkaar op, en geef elkaar vervolgens een hand terwijl de duimen omhoog blijven staan. Op het teken van de spelleider gaan de spelers nu proberen hun duim op de duim van de andere speler te krijgen. Wie als eerst drie punten heeft, is de winnaar.

Kippenhok

Elke speler krijgt een briefje met daarop een woord. Al lopend door de ruimte gaan zij dit woord hardop zeggen. Ondertussen proberen zij de woorden van de andere spelers te onthouden. Wanneer het spel klaar is, schrijven de spelers zoveel mogelijk woorden op. Degene met de meeste goede woorden wint het spel.

Showdown!

De groep gaat in een kring staan. De spelleider noemt een naam. Diegene duikt weg naar beneden. De twee spelers die naast de weggedoken speler staan, doen nu een showdown. Degene die als eerste naar de andere speler is toegedraaid met zijn handen bij elkaar, en BANG! heeft gezegd, wint de showdown en blijft in het spel. De ander ligt er uit. Zo wordt de kring steeds kleiner tot er twee spelers over zijn. De spelleider gaat hier tussen staan, en kiest een willekeurig moment uit om weg te duiken voor de laatste showdown.

Wie is het?

De spelleider neemt iemand uit de groep in gedachte. De spelers mogen vragen als ‘heeft degene een bril?’ stellen om erachter te komen wie het is. Wanneer iemand uit de klas niet meer aan de omschrijving voldoet, gaat diegene met het hoofd op de tafel liggen zodat het duidelijk is dat diegene het niet meer kan zijn.

Kleuren tik

Verdeel de groep over de ruimte. De spelleider noemt een lichaamsdeel en een kleur, bijvoorbeeld NEUS, ROOD. De deelnemers moeten zo snel mogelijk iets roods met hun neus zien aan te raken. Hoe sneller dit spel gaat, hoe leuker het wordt! Ook te spelen in het Engels of een andere taal.