Tijdens de lockdown heb ik een tijdje in de noodopvang les gegeven voor de kinderen die toch naar school mochten tijdens deze gekke tijd. Eén van de jongens uit de groep was er de hele week. Hierdoor zag ik hem meer en heb ik een mooie band met hem op kunnen bouwen. Ik merkte echter ook dat hij vaak niet zo lekker in zijn vel zat. Hij was snel geprikkeld, futloos of sip en verdrietig.
Zo ook op het schoolplein. Hij had een akkefietje gehad met een paar meiden, en zat half boos, half somber in de schommel (zo’n grote waar meerdere kinderen tegelijk op kunnen). Ik liep er heen en begon hem zachtjes te duwen. Ondertussen vond ik het een mooi moment voor een gesprek. Zo gaan die dingen soms; de beste gesprekken ontstaan op de fiets, in de auto of op willekeurige momenten. Zo ook nu. Ik vroeg of het wel goed met hem ging omdat ik veel emotie in hem zag. Hij zuchtte toen: “ik zou willen dat ik meer vrienden had, meester…”
Ik was er even stil van. Als reactie ben ik gaan checken bij hem wie nu zijn vrienden waren. Die bleken allemaal thuis te zijn. Vervelend natuurlijk, dus hoe lossen we het op? “Hoe maak je vrienden” vroeg ik. Samen kwamen we uit op dingen zoeken die jij en iemand anders allebei leuk vinden. Pokémon bijvoorbeeld! Ik wist hem vervolgens te vertellen dat iemand anders bij de noodopvang ook Pokémon fan is. “Echt waar, meester?!” De volgende pauze zaten ze heerlijk samen kaarten te bekijken. Een lach op zijn gezicht.